1Een lied van Asaf. God staat op in de goddelijke raad, Houdt gericht te midden der goden! 2Hoelang nog zult gij onrechtvaardige vonnissen vellen, En voor de bozen partij blijven trekken? 3Neemt het op voor zwakken en wezen, Geef den geringe en verdrukte zijn recht: 4Redt den behoeftige en arme, En rukt ze uit de handen der bozen! 5Maar ze hebben verstand noch begrip; ze tasten in duisternis rond, En brengen alle grondslagen der aarde aan het wankelen! 6Ik had gezegd: Gij zijt goden, Zonen van den Allerhoogste, gij allen; 7Maar gij zult sterven als mensen, En als een der afgoden vallen! 8Sta op, o God, en richt de aarde; Want alle volkeren behoren U toe!