1Voor muziekbegeleiding; voor Jedoetoen. Een psalm van David. 2Vertrouw rustig op God, mijn ziel, Want van Hem komt mijn heil; 3Hij alleen is mijn rots en mijn redding, Mijn toevlucht: nooit zal ik wankelen! 4Hoe lang nog stormt gij op een ander los, En stoot hem met u allen omver Als een hellende wand, Of een vallende muur? 5Ze leggen het op zijn ondergang aan, En liegen er op los, om hem in het ongeluk te storten; Ze zegenen wel met hun mond, Maar vervloeken met hun hart. 6Vertrouw rustig op God, mijn ziel, Want van Hem komt mijn heil; 7Hij alleen is mijn rots en mijn redding, Mijn toevlucht: nooit zal ik wankelen! 8Bij God is mijn heil en mijn eer, God is mijn sterkte en mijn stut. 9Blijf altijd op God vertrouwen, mijn volk, Stort uw hart voor Hem uit: onze toevlucht is God! 10Maar de mens is enkel een zucht, De kinderen der mensen een leugen; In de weegschaal gaan ze allen omhoog, Ze zijn lichter dan lucht. Vertrouw rustig op God, mijn ziel, Want van Hem komt mijn heil; Hij alleen is mijn rots en mijn redding, Mijn toevlucht: nooit zal ik wankelen! 11Ook in afpersing stelt geen vertrouwen. Op diefstal geen ijdele hoop; En als de rijkdom vermeerdert, Hecht uw hart er niet aan. 12Eén woord heeft God gesproken, En deze twee heb ik gehoord: Bij God is de macht; 13bij U de genade, o Heer! En: Gij vergeldt iedereen naar zijn werken!