1Voor muziekbegeleiding. Een leerdicht van David, 2nadat Doëg, de Edomiet aan Saül was gaan melden:* ”David is in het huis van Achimélek gekomen.”* 3Wat pocht gij op boosheid, En snoeft gij op onrecht, 4Broedt gij voortdurend op onheil, Is uw tong als een vlijmscherp, verraderlijk mes? 5Gij kiest wat kwaad is boven het goede, De leugen boven de waarheid; 6Gij houdt alleen van verwarrende woorden, En bedriegelijke taal. 7Daarom zal God u vernielen, U weggooien eens en voor al, U wegsleuren uit uw tent, Uw wortel uit het land der levenden rukken. 8De rechtvaardigen zullen het huiverend zien, en over hem lachen: 9"Daar is nu de man, die zijn kracht niet in God heeft gezocht, Maar die op zijn grote rijkdom vertrouwde, En zich op zijn schatten beroemde!" 10Maar ik ben als een bloeiende olijf in Gods huis, En vertrouw op Gods goedheid voor eeuwig en immer. 11Eeuwig zal ik U danken, omdat het úw werk is geweest, En de goedheid van uw Naam voor uw vromen verkonden!