1Een bedevaartslied; van David. Was Jahweh niet vóór ons geweest: Laat Israël getuigen, 2Toen de mensen tégen ons waren, 3Dan hadden zij ons levend verslonden, In hun ziedende woede; 4Dan hadden de wateren ons verzwolgen, Had ons een stortvloed bedolven; 5Dan waren over ons heengeslagen De bruisende golven. 6Maar geprezen zij Jahweh, Die ons geen prooi voor hun tanden heeft gemaakt! 7Levend zijn wij ontsnapt, Als een vogel uit het net van den vinker: Het net is gescheurd, En wij zijn ontkomen! 8Onze hulp is in de Naam van Jahweh, Die hemel en aarde heeft gemaakt!