1Toch zegt de Geest uitdrukkelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, en aan dwaalgeesten en duivelse leringen gehoor zullen geven, 2door de huichelarij van leugenaars, die hun eigen geweten hebben toegeschroeid. 3Lieden, die verbieden te trouwen, en spijzen te gebruiken, welke God heeft geschapen, om met dankzegging te worden genuttigd door hen, die geloven en de waarheid hebben erkend. 4Inderdaad, al wat door God is geschapen, is goed; en niets is verwerpelijk, zo het onder dankzegging genuttigd wordt; 5want dan wordt het geheiligd door Gods woord en gebed. 6Zo ge de broeders dit alles voorhoudt, zult ge een goed dienaar zijn van Christus Jesus, u voedend met de woorden van het geloof en met de degelijke leer, die ge u tot richtsnoer gesteld hebt. 7Wijs dus de profane oudewijven-fabels van u af. Oefen ook uzelf in godsvrucht. 8Want de lichaamsoefening is van weinig nut; maar de godsvrucht is nuttig onder alle opzichten, daar ze de belofte bezit van dit leven en van het toekomstige. 9Dit is een waarachtig woord en volkomen geloofwaardig. 10Want daarom zwoegen we en strijden we, omdat we onze hoop hebben gevestigd op den levenden God, die de Zaligmaker is van alle mensen, van de gelovigen vooral. 11Dit moet ge inscherpen en leren. 12Zeker, niemand mag uw jeugd verachten; maar wees gij dan ook een voorbeeld voor de gelovigen in woord en in wandel, in liefde, in geloof en in onschuld. 13Schenk uw aandacht aan de voorlezing, opwekking en lering, totdat ik kom. 14Wees niet zorgeloos met de genadegave, die ge bezit, en die u krachtens een profetie onder handoplegging der priesterschaar is geschonken. 15Draag dáárvoor zorg, en leef er in, opdat uw vooruitgang aan iedereen mag blijken. 16Geef acht op uzelf en op het onderricht; blijf daarin volharden. Want zo ge het doet, redt ge uzelf en uw hoorders.